PERSBERICHT
25 mei 2017
Komende week komt een resolutie in stemming in het Europees Parlement over antisemitisme. Joodse organisaties in Europa roepen parlementsleden op de resolutie te verwerpen of terug te sturen naar de commissie LIBE. Zij zijn het niet eens met de restricties op de vrijheid van meningsuiting over Israël.
De International Holocaust Remembrance Alliance IRHA ijvert ervoor dat het Europees Parlement hun definitie overneemt van wat antisemitisme is en hoe het moet worden bestreden. De IRHA voert hier al jaren campagne voor. Kritische Joodse organisaties zoals EAJG hebben hun bezwaren laten horen over sommige aspecten van de definitie (Artikel C2). Uiteraard willen wij als Joden in Europa dat antisemitisme wordt bestreden. Het ging ons en gaat ons om de toevoeging dat kritiek op Israël ook een vorm van antisemitisme is.
De procedure voor een dergelijk onderwerp is dat de commissie LIBE hier eerst een besluit over neemt en dan een voorstel doet aan het complete parlement. LIBE is verdeeld. De IRHA en medestanders hebben in het EU-parlement medestanders gevonden voor een resolutie, waar 31 mei plenair over wordt gestemd, zonder nadere voorbereiding in LIBE of verdere discussie. Hiermee hopen IRHA en medestanders een nadere inhoudelijke discussie over de definitie te ontlopen.
Als de resolutie wordt aangenomen, heeft dit vergaande consequenties voor al die organisaties en individuen die zich kritisch uitlaten over het beleid van Israël. Antisemitische uitingen zijn in de EU verboden. De EU is al druk bezig om te strijden tegen antisemitisme. De huidige commissie heeft eind 2015 een speciale afgezant benoemd, die rapporteert aan Euro-commissaris Věra Jourová.
Wanneer onder antisemitische uitingen ook uitspraken worden verstaan die mogelijk kunnen worden uitgelegd als anti-Israël, wordt aan kritische Palestijnse, Israëlische, Joodse en algemene organisaties de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering op het punt Israël ontnomen. Dit kan organisaties en personen in grote problemen brengen, terwijl de oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict er niet naderbij door komt.
Een voorbeeld uit de praktijk: In november 2016 kreeg Jüdische Stimme für gerechten Frieden in Nahost, een Joodse organisatie in Duitsland die zich inzet voor vrede tussen Israël en Palestina, van hun bank een bericht. Hun rekening werd per 1 januari 2017 opgeheven. De BSW bank waar Jüdische Stimme bij bankierde was er door een ‘watchdog’ op gewezen dat de organisatie ‘anti-Israël’ was en de Boycot-, Desinvesterings- en Sanctiebeweging ondersteunde. Reden voor BSW om de banden met hun cliënt te verbreken.
De bank beriep zich op hun statuten, die hen verbood zaken te doen met antisemitische cliënten. Dat het om een Joodse organisatie ging met vele Israëlische leden, deed er niet toe. Dat de organsiatie de BDS-campagne niet onderschreef, was ook niet van belang. Slechts nadat er een storm van internationale kritiek opstak, bleek de BSW bereid tot overleg.
Dit is een duidelijk voorbeeld van hoe een definitie van antisemitisme die kritiek op Israël breidelt, consequenties kan hebben waar de leden van het Europees Parlement zich (waarschijnlijk) niet van bewust zijn.