Een onafhankelijke commissie van de Verenigde Naties, die het geweld in Israël en de bezette Palestijnse gebieden onderzoekt, stelt dat Israël zich in de Gazastrook schuldig maakt aan genocide. Volgens het rapport zijn er overtuigende aanwijzingen dat Israëlische leiders met hun uitspraken en daden doelbewust bijdragen aan de vernietiging van het Palestijnse volk.
De commissie ziet bewijs voor vier van de vijf misdrijven die onder de juridische definitie van genocide vallen: moord, het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel, het opzettelijk ondermijnen van de overlevingskansen door bijvoorbeeld het blokkeren van humanitaire hulp en het veroorzaken van hongersnood, en het tegengaan van geboortes. Alleen voor het gedwongen overplaatsen van kinderen werd geen sluitend bewijs gevonden.
In het rapport worden uitspraken van onder meer premier Netanyahu, president Herzog en voormalig minister van Defensie Gallant aangehaald. Hun taalgebruik suggereert volgens de onderzoekers dat Israël het conflict niet slechts voert tegen Hamas, maar tegen Palestijnen in bredere zin. Voorbeelden daarvan zijn Netanyahu’s oproep tot wraakaanvallen “in die verdorven stad Gaza” en Gallants typering van Palestijnen als “menselijke beesten”.
Israël noemt de bevindingen van de commissie lasterlijk, eenzijdig en onterecht, en weigert de legitimiteit van het onderzoek te erkennen. Toch dringt de commissie er bij Israël op aan onmiddellijk een einde te maken aan de hongersnood, humanitaire hulp onbelemmerd toe te laten en internationale hulpverleners toegang te verschaffen tot Gaza. Het rapport benadrukt dat het niet reageren op duidelijke signalen van genocide neerkomt op medeplichtigheid: elke dag dat er niet wordt ingegrepen, kost mensenlevens en schaadt de geloofwaardigheid van de internationale gemeenschap.
